Ik heb gister tegen wil (maar misschien niet tegen dank) een neefje van me geholpen een conflict op te lossen wat hij in zijn leven ervoer.
Hij wilde absoluut niet dat ik me er mee zou bemoeien, maar ik heb het toch gedaan, binnen de grenzen van het toelaatbare. Lang leve Facebook.
Mijn neefje, ik zal hem hier Kees noemen, voelde zich slecht behandeld door een bepaald persoon die hij als zijn beste vriend had beschouwd. Hij voelde zich sociaal geïsoleerd daardoor en vreesde voor zijn positie binnen het cultureel jongeren buurthuis van zijn woonplaats, waar hij al tijden actief is. Hij meende deelgenoot te zijn gemaakt van roddels en hatelijke woorden over zijn persoon. Hij vreesde dat diverse mensen, die hij als belangrijke mensen had beschouwd, nu kwaad over hem dachten en hij ervaarde een realiteit van sociaal stigma en ellende.
Zijn angstige realiteit werd gekenmerkt door negatieve meningen over deze persoon en andere personen die een rol hadden gespeeld in zijn eerdere leven. Hij zag hem als een schurk, een boeman, een minderwaardig individu, een laf persoon en een hielenlikker. Deze jongen die hij eerst als vriend had beschouwd.
Ik zocht contact met deze jongen met als intentie om hem te leren kennen, zodat ik zelf een mening over hem kon vormen. De jongen echter begreep niet mijn toenaderingspoging, waarop ik genoodzaakt was te melden dat de aansteek was geweest mijn gesprek met Kees. Hierop begon deze jongen direct zijn visie te geven op het gebeuren, en wist mij te melden dat hij inderdaad niet kwaad dacht over Kees, maar dat hij simpelweg geen behoefte had aan persoonlijk, vriendschappelijk contact. Hij gaf toe dat hij onaardig was geweest tegen Kees, en dat dat hem speet. Hij gaf ook aan dat hij geenszins hoopte dat zijn professionele samenwerking met Kees in het gevaar zou komen.
Het werd dus duidelijk dat Kees absoluut niet voor zijn positie hoefde te vrezen binnen dat buurthuis. Integendeel, hij werd nog net zo gewaardeerd als eerst. Het 'conflict' was puur van vriendschappelijke aard, omdat deze jongen zich stoorde aan het toenaderingsgedrag van Kees rond die vriendengroep.
Nadat deze communicatie geschied was, besloot Kees om de jongen zelf een mail te sturen, om te vragen hoe hij over de situatie dacht. Iets wat hij een uur eerder absoluut niet zou hebben gedurfd. De schimmen waren uit zijn hoofd verdwenen en de realiteit was niet meer zo angstwekkend.
Ik hoop dat ik die dag een brug heb mogen bouwen.
De jongen was mij in elk geval zeer erkentelijk dat op deze manier de communicatie kon worden geopend en dat hij een genuanceerder beeld kon schetsen van wat volgens hem de situatie was. En dat hij inderdaad absoluut geen kwade wil had.
Wat precies mijn uitgangspunt was geweest toen ik contact met hem zocht.
De boodschap is: behandel mensen alsof ze van goede wil zijn, en ze zullen je hun goede wil tonen. Behandel ze alsof ze van kwade wil zijn, en ze zullen je hun kwade wil tonen. Je kunt het leven krijgen zoals je verkiest.
|